3e zondag van Pasen 1e lezing Uit de Handelingen der Apostelen 3,13-15.17-18
In die dagen zei Petrus tot het volk: "De God van Abraham, Isaäk en Jakob, de God van onze vaderen heeft zijn dienaar Jezus verheerlijkt, die gij hebt overgeleverd en voor Pilatus verloochend ofschoon deze geoordeeld had Hem in vrijheid te moeten stellen. Maar gij hebt de Heilige en Gerechte verloochend en als gunst de vrijlating van een moordenaar gevraagd. De vorst des levens daarentegen hebt gij gedood. God heeft Hem evenwel uit de doden doen opstaan; daarvan zijn wij getuigen.
Maar ik weet, broeders, dat gij in onwetendheid gehandeld hebt, evenals uw overheden. Maar wat God tevoren had aangekondigd bij monde van alle profeten, dat zijn Messias zou sterven heeft Hij zo in vervulling doen gaan. Bekeert u dus en hebt berouw, opdat uw zonden worden uitgewist."
2e lezing Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes 2,1-5a
Vrienden, Ik schrijf u met de bedoeling dat gij niet zoudt zondigen. Maar ook al zou iemand zonde bedrijven: we hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is, die al onze zonden goedmaakt en niet alleen die van ons maar die van de hele wereld. Hoe weten wij dat wij God kennen? Er is maar één bewijs: dat we ons houden aan zijn geboden. Wie zegt dat hij Hem kent maar zich niet stoort aan zijn geboden is een leugenaar; in zo iemand woont de waarheid niet. Maar in een mens die gehoorzaam is aan Gods woord.
Evangelie volgens Lucas 24,35-48 In die tijd vertelden de twee leerlingen wat er onderweg gebeurd was en hoe Jezus door hen herkend werd aan het breken van het brood. Terwijl ze daarover spraken stond Hijzelf plotseling in hun midden en zei: "Vrede zij u." In hun verbijstering en schrik meenden ze een geest te zien. Maar Hij sprak tot hen: "Waarom zijt ge ontsteld en waarom komt er twijfel op in uw hart? Kijkt naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf. Betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen zoals ge ziet dat Ik heb." En na zo gesproken te hebben toonde Hij hun zijn handen en voeten. Toen ze het van vreugde en verbazing niet konden geloven zei Hij tot hen: "Hebt ge hier iets te eten?" Zij reikten Hem een stuk geroosterde vis aan; Hij nam het en at het voor hun ogen op. Hij sprak tot hen: "Dit zijn mijn woorden, die Ik sprak toen Ik nog bij u was: Alles moet vervuld worden wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes, in de profeten en in de psalmen." Toen maakte Hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei hun: "Zó spreken de Schriften over het lijden en sterven van de Messias en over zijn verrijzenis uit de doden op de derde dag, over de verkondiging onder alle volkeren, van de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn Naam. Te beginnen met Jeruzalem moet gij van dit alles getuigen."
OVERWEGING Er is een verhaaltje over een soepsteen. Dat wil ik vandaag vertellen. Op een dag komt een reiziger aan in een heel arm dorpje, waar de mensen nauwelijks te eten hebben. Op het dorpsplein brandt een vuur met een grote pot erboven maar die is helemaal leeg. Er is niets te eten. De reiziger zegt: "Ik zal soep voor jullie koken als jullie water in de pot doen." "Hoe kun je nou soep koken, je hebt niets bij je." "Jawel", zegt de man, "ik heb een soepsteen bij me. Kijk maar, hiermee kun je heel lekkere soep maken." Nou, dat willen de mensen wel eens meemaken. Er wordt water in de pot gedaan en de man gooit de soepsteen erin. Als het water begint te koken, proeft de reiziger eens en zegt: "Wat meel erbij zou de soep iets steviger maken." "Een paar tomaten in de soep zou ook heel fijn zijn." Wordt voor gezorgd. "En met wat paprika wordt de soep nog lekkerder." Uiteindelijk weet de man haast iedereen zover te krijgen om iets uit van eigen karige voorraad te brengen om de soep smakelijker te maken. Het resultaat is een grote pot met heerlijke soep en alle mensen kunnen hun buikje vol eten. Als ze gegeten hebben, gaat de reiziger weer verder. "Die soepsteen mogen jullie wel houden, maar als je weer soep gaat maken moet je het precies zo doen als ik jullie nu heb voorgegaan." "Ja, dat zullen ze doen." Als de reiziger langs de rivier loopt, raapt hij een nieuwe steen op en stopt die in zijn zak. Die soepsteen is in feite een illusie, er wordt gesuggereerd dat hij soep maakte, maar in feite deden de mensen het zelf. Maar door die steen kwamen ze in beweging om met elkaar te delen, om elk een bijdrage te leveren aan het gezamenlijke welzijn. Mensen van alle tijden hebben heel vaak iemand of iets nodig om ze in beweging te zetten om samen iets tot stand te brengen. Zeker in onze tijd zijn mensen vaak geneigd om alleen aan zichzelf te denken én te weinig aan wat zij kunnen doen voor de gemeenschap. Meer dan ooit hebben we mensen nodig die anderen weten te inspireren om uit hun eigen wereldje te treden en bij te dragen aan een goede en gezonde samenleving. Jezus van Nazaret was in zijn tijd zo iemand die mensen wist te inspireren, en dat doet hij nog steeds in en door mensen in heel de wereld. Het evangelie van vandaag onderstreept nog eens dat hij ook na zijn dood mensen aanspreekt, uitdaagt, inspireert. De leerlingen denken een geest te zien, staat er in de tekst van vandaag, een illusie, een droombeeld, je ziet het maar het is niet echt. Het is wel echt, zegt Jezus dan, ik ben het zelf, kijk maar goed, kijk naar mijn handen en voeten, kijk hoe ik eet, een droombeeld, een geest kan dat niet. Het gaat hier niet zozeer om die fysieke mens Jezus maar veel meer om zijn boodschap, zijn idealen, niet als mooie gedachten maar als concrete werkelijkheid in mensen die zijn weg willen gaan. Juist als de soepsteen in het verhaaltje de arme en hongerige dorpelingen in beweging zette, om samen ervoor te zorgen dat er genoeg te eten was, zo wil Jezus mensen in beweging blijven zetten, blijven inspireren om samen te werken aan een leefbare wereld, om te zorgen dat niemand honger hoeft te leiden, dat er vrede komt overal waar mensen te lijden hebben onder oorlog en geweld, dat mensen niet vereenzamen in onze individualistische maatschappij. Dat was zijn droom, zijn ideaal. Daarvan, zo luidt de laatste regel van dit evangelie, moeten de leerlingen getuigen alle tijden door, wij dus ook. Amen
|